Mijn kind is doof

Visueel communiceren

… dat moeders zowel in Vlaamse Gebarentaal als in het Nederlands hun taal aanpassen aan hun baby?

 

De mama van mijn horend vriendje gebruikt heel veel intonatie. Ze praat ook met een hoge stem. Mijn vriendje vindt dit leuk en heeft dan veel aandacht voor zijn mama. Dat heeft hij ook als zijn mama dicht bij zijn gezicht komt praten en meer positieve gezichtsuitdrukkingen gebruikt dan anders. Dat doet mijn mama ook! Normaal gezien zijn gezichtsuitdrukkingen een deel van de grammatica van de Vlaamse Gebarentaal, maar als ze tegen mij gebaart, gebruikt ze meer positieve gezichtsuitdrukkingen dan tegen mijn papa.

 

Zowel de mama van mijn vriendje als mijn mama herhalen veel, zodat we veel kansen krijgen om de boodschap te begrijpen en te linken aan het gevoel, het voorwerp of de persoon waarover ze het hebben. Mijn vriendje zijn mama vangt zijn aandacht door te spreken en geluid te maken. Mijn mama zoekt eerst oogcontact met mij vooraleer ze begint te communiceren. In mijn eerste levensjaar wacht ze talloze keren geduldig tot ik naar haar kijk vooraleer ze me een gebaar toont. Daarna wijst ze naar wat of wie ze net gebaarde en dan maakt ze nog eens het gebaar. Ze maakt ook gebaren dicht bij mij of bij het voorwerp waarover ze gebaart of soms zelfs op mijn lichaam.

 

Net zoals de mama van mijn vriendje soms een soort kindertaal gebruikt (bijv. tsjoek tjsoek in plaats van trein), gebruikt mijn mama dus een soort kindergebarentaal. Ze gebruikt ook haar vingers om mijn blik met een onzichtbare koord te trekken naar datgene waarover ze me iets wil vertellen. Dit alles samen noemen ze wel eens ‘visuele communicatiestrategieën’.

 

 

Klik hier om de fiche van deze tekst in .pdf te downloaden